Als er een God bestaat - waarom dan?
Waarom overkomt juist MIJ dit? is een vraag van alle tijden. Het helpt niet om te denken: ‘ik was net op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats’, of: ‘ik heb de verkeerde genen’, al is dat misschien ook waar. Dat geeft nog geen zin en betekenis aan wat je overkomt.
Als God almachtig is, waarom doet Hij niets? Heeft God een verborgen plan, moet je een lesje leren, maar welke dan? Want zinloosheid is niet te verdragen. Zinloos lijden en een almachtige en goede God - dat gaat toch niet samen?
Maar is dat zo? Misschien is het onze voorstelling van God die bijstelling nodig heeft. Volledige controle over alles wat er gebeurt, dat is wat wij almachtig noemen. Zo zou een almachtige God moeten zijn.
Maar God is niet naar óns beeld geschapen, maar wij naar het beeld van God. En God schept iets uit niets. God brengt zin voort uit wat in zichzelf geen zin heeft. Uit de chaos van toevallige deeltjes en optredende natuurwetten vormt Hij zich geleidelijk een schepping, zo zingt Gen.1.
Zinloosheid en toeval zijn fundamentele eigenschappen van het leven. Maar dat is slechts het begin, het begin van een groot verhaal van God en mens samen.
Dit is onze meest menselijke mogelijkheid: in omstandigheden die in zichzelf geen zin of betekenis hebben, zin en betekenis brengen. Dat begint met het aanvaarden van wat er is, precies zoals het is, niet minder maar ook niet meer. Dus zonder dat je alles wel prima vindt of er onverschillig van wordt of je eigen leed laat uitdijen alsof er niets anders meer is. Dit is de grootste worsteling. Maar vanuit de aanvaarding ontstaat stap voor stap een levensweg die je van te voren niet weet en die niemand voor jou kan uitstippelen.
Etty Hillesum, een jonge joodse vrouw uit Amsterdam, omgekomen in Auschwitz, beschrijft in haar dagboek hoe ze met deze vragen worstelt en haar persoonlijke weg vindt. Hier zijn wat citaten.
Ik voel me een klein slagveld, waar de vragen van deze tijd uitgevochten worden. Die vragen moeten toch een onderdak hebben, een plek vinden waar ze kunnen strijden en tot rust komen, en wij, arme kleine mensen, moeten onze innerlijke ruimte voor ze openstellen en niet weglopen. De enige zekerheid hoe je moet leven en wat je moet doen, kan toch alleen maar opstijgen uit die bronnen die daar in de diepte bij jezelf opborrelen.
Het zijn bange tijden, mijn God. Vannacht was het voor het eerst dat ik met brandende ogen slapeloos in het donker lag en er vele beelden van menselijk lijden langs me trokken. Ik zal je één ding beloven God, een kleinigheidje maar: ik zal mijn zorgen voor de toekomst niet als even zovele zware gewichten aan de dag van heden hangen, maar dat kost enige oefening. Iedere dag heeft nu aan zichzelf genoeg. Ik zal je helpen, God, dat je het niet in mij begeeft, maar ik kan van te voren nergens voor instaan. Maar dit ene wordt me steeds duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en door dat laatste helpen wij onszelf. En dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf, God. En misschien kunnen we ook eraan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen. Ja, mijn God, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen, ze horen nu eenmaal bij dit leven. Ik roep je er ook niet voor ter verantwoording, jij mag ons daar later voor ter verantwoording roepen.
Ik ben niet alléén moe of ziek of treurig of angstig, maar ik ben het samen met miljoenen anderen uit vele eeuwen en het hoort bij het leven en het leven is toch schoon en het is ook zinrijk in z'n zinloosheid, mits men maar voor alles een plaats inruimt in z'n leven en het leven als een eenheid in zich meedraagt; dan is het toch op de een of andere manier een gesloten geheel. En zodra men onderdelen daarvan wil uitschakelen en niet accepteren en men eigenmachtig en willekeurig DIT van het leven wel wil aanvaarden en iets anders niet, ja dan wordt het inderdaad zinloos omdat het niet meer een geheel is en alles willekeurig wordt.
Ik zou mijn handen willen vouwen en zeggen: kinderen, ik ben zo gelukkig en dankbaar en ik vind het leven zo mooi en zinrijk. Jawel mooi en zinrijk, terwijl ik hier sta aan het bed van mijn dode vriend, die veel te jong gestorven is en terwijl ik ieder ogenblik gedeporteerd kan worden naar een onbekend gebied. Mijn God, ik ben je zo dankbaar voor alles. Met datgene van de doden, dat eeuwig leeft, zal ik verder leven en datgene in de levenden wat dood is, zal ik weer tot leven wekken en zo zal er niets dan leven zijn, één groot leven, mijn God.
Etty Hillesum
コメント