top of page
Zoeken

Als het eens heel stil zou zijn

ree

De Adventstijd is een tijd  waarin wij met ons verlangen in aanraking komen. Als ik in een donkere kamer voor een brandende kaars ga zitten en haar milde licht in mijn hart laat vallen, dan bespeur ik het verlangen naar geborgenheid, naar een thuis. Misschien is het wel het verlangen naar de verloren kinderperiode. Maar uiteindelijk is het ’t verlangen naar wat wij als kinderen van een thuis hebben verwacht.

Ernst Bloch heeft aan het einde van zijn belangrijke werk “Het principe Hoop” een mooie definitie van “thuis” gegeven. Thuis is voor hem: “wat in de kindertijd er op leek, maar wat er nooit was.

 

We verbinden thuis met onze kindertijd. Maar de kindertijd is niet identiek met thuis. Veelmeer licht er in de kindertijd iets op, wat de smaak van thuis heeft. “Thuis” is voor Ernst Bloch niet iets uit het verleden, maar iets, wat ooit in de kindertijd oplichtte, maar dat pas in de toekomst wordt verwacht. Dus niemand was ooit in wat we thuis noemen. Thuis is zodoende een utopie, een oord dat er niet was, maar dat we graag met de ruimte van onze kindertijd identificeren. In onze taal heeft thuis ook altijd iets met een geheim te maken. Thuis zijn kan men alleen, waar het geheim woont.

 

Adventstijd is een tijd van verlangen.

In de Adventstijd komen we in aanraking met het verlangen naar dit geheim. Vandaag aan de dag zien we veel verslavingen, niet alleen alcohol- of drugsverslaving, maar ook werkverslaving, of een verslaving aan media en netwerken. Verslaving is altijd een verdrongen verlangen. Zo zou de adventstijd een tijd kunnen zijn, om onze verslaving weer in een verlangen om te zetten. Maar daarvoor is er stille tijd nodig, waarin we het verlangen weer op het spoor komen.

 

De Adventstijd kan helend zijn. Als we de kerstboom neerzetten, dan kan er in ons al een verlangen gewekt worden. Maar ze blijft zo vaag en onbestemd, dat het ons niet voldoet.

Om het verlangen op het spoor te komen, hebben we tijd nodig, dat vraagt ruimte voor stilte. We noemen de Adventstijd vaak een stille tijd. Het zou goed zijn, wanneer we ons die stilte gunnen. Dan kan de Adventstijd een helende tijd zijn, een tijd, waarin onze verslaving weer in verlangen omgezet kan worden. Rainer Maria Rilke heeft zijn verlangen naar stilte eens zo uitgedrukt:

“Als het maar eens zo stil zou kunnen zijn.

Als het willekeurige en toevallige zou verstommen en het veiligheidsgevoel zou lachen”

Ja, wat zou er dan kunnen gebeuren, als in deze dagen in ons en om ons heen het helemaal stil zou worden? Dan zouden we het verlangen in ons kunnen waarnemen, dat God ons het echte thuis geeft, dat het mysterie van God naar ons toekomt en oplicht in ons eigen geheim.

 

De Adventstijd zou dus de tijd kunnen zijn om ons om te keren van onze verslavingen naar  een diepe verlangen. Maar daarvoor is tijd nodig voor stilte, waarin we het verlangen weer kunnen opmerken.

 

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page